Vroeger, het kan bijna niet oubolliger of clichématiger klinken dan dat, werden we opgeleid om gedegen wetenschappelijk onderzoek te doen. Eerst moest er diep en hard nagedacht worden over een theorie. Of die nu zinnig leek of niet, was niet zo van belang. Je kon bijvoorbeeld heel goed als theoretisch uitgangspunt hebben dat vrouwen om een aantal, in jouw ogen niet arbitraire, redenen zwakke wezens zijn die nu eenmaal slechter tegen stress kunnen. Je schrijft die redenen, of vermoedens, want meer zijn het nog niet, keurig op.
Zo op het eerste oog een prima model, intuïtief in de wereld om je heen zichtbaar. Niks mis mee. Dat was de theorie. Dan kwam de volgende stap, en die kan ik niet hard genoeg benadrukken, dat je alles op alles ging zetten om te bedenken waarom die theorie onzin zou zijn. Dit is een fundamentele stap in goede wetenschap. Zonder die stap ga je doen wat ik verderop in deze bijdrage zal bespreken.