Waarom AI nooit een echte psychotherapeut zal zijn

Door Paul de Bruijn
Er wordt veel verwacht van kunstmatige intelligentie. Terecht, want AI kan inmiddels verbluffend goed analyseren, structureren, voorspellen én zelfs ‘praten’. In administratieve processen, diagnoseondersteuning en zelfhulpmodules bewijst het nu al zijn waarde in de zorg. Maar er is een grens aan wat we ervan mogen verwachten. En die grens ligt precies daar waar de menselijke ontmoeting begint.
Want AI is geen psychotherapeut. En zal dat ook nooit worden.
Toch hoor je steeds vaker stemmen die suggereren dat AI straks volwaardige therapie kan bieden. Gesprekken voeren met een chatbot, automatische terugkoppeling geven, zelfs EMDR-protocollen nabootsen – het klinkt efficiënt, schaalbaar en modern. Maar het raakt aan een fundamenteel misverstand over wat therapie werkelijk is.
Therapie gaat over wat niet wordt gezegd
Echte psychotherapie draait niet om het keurig voeren van een gesprek of het volgen van een protocol. Het draait om het opmerken van wat er gebeurt tussen de regels, in de stilte, in het lichaam van de cliënt – en in het lijf van de therapeut.
AI mist daarin een aantal essentiële vermogens:
Het mist intuïtie. Een ervaren therapeut voelt aan wanneer het gesprek stokt omdat er pijn zit – niet omdat er geen woorden zijn. AI registreert de stilte, maar begrijpt die niet.
Het mist relationeel inzicht. Therapie is geen informatief gesprek, maar een relationele dans. Er is weerstand, overdracht, transformatie – allemaal onzichtbaar voor een machine die niet zelf kan voelen.
Het mist onverwachte interventie. Soms is het precies de onverwachte opmerking, het lang uitblijven van een reactie, of een spiegelend gebaar dat iets openbreekt. Geen enkel algoritme pikt het juiste moment aan op basis van code.
Het mist lichaamstaal. Een trilling in de stem, een verstarde houding, wegkijkend oogcontact – een therapeut merkt het op en laat het spreken. AI blijft blind.
En AI heeft een neiging tot meepraten. Het is gebouwd om behulpzaam en bevestigend te zijn. Maar juist het ongemakkelijke, het schurende, het confronterende maakt therapie vaak effectief. De therapeut durft – op het juiste moment – níet mee te praten.
Technologie is welkom, maar niet als vervanger
Laten we helder zijn: AI kan wél waardevol zijn. In het screenen van klachten, het ondersteunen bij zelfhulp, of het structureren van behandelinformatie. Maar dat is iets anders dan therapie. Echte therapie vraagt om iets wat je niet kunt programmeren: aanwezigheid, empathie, timing en menselijk contact.
Zodra we denken dat AI een gesprekspartner kan vervangen in een domein waar het niet om tekst, maar om transformatie gaat, zijn we niet aan het innoveren – maar aan het uitkleden.
We moeten oppassen dat we vanuit kostenbesparing of efficiëntiedenken niet de kern van goede zorg verliezen: de ontmoeting tussen twee mensen, waar werkelijke verandering plaatsvindt.