Lummelen is gezond
Heb jij voldoende gelummeld en gelanterfant deze zomer? Volgens de wetenschap zou lanterfanten een wezenlijk onderdeel van de vakantie moeten zijn. Sterker nog: ook in ons dagelijks leven zouden we het veel vaker moeten doen. Doelloos rondhangen of een beetje voor je uit staren, is namelijk hartstikke gezond. In de Libelle Gezond special van afgelopen zomer werd er uitgebreid aandacht besteed aan het belang van lummelen en lanterfanten. Paul de Bruijn van Burn-out bestaat niet werd hiervoor ook geïnterviewd.
Constante stroom van prikkels is funest
Net als ons lijf heeft ook ons brein af en toe een time-out nodig. Tijd om te resetten, ervaringen te verwerken en te reflecteren. Te weinig rust in de bovenkamer levert zelfs schade op aan ons vermogen om na te denken, te fantaseren en creatief bezig te zijn. Ook voor de concentratie is een constante stroom van prikkels funest. Dat stelt Alan Lightman in zijn boek In praise of wasting time. De Amerikaanse hoogleraar in menswetenschappen houdt dan ook een vurig pleidooi voor meer lummelen en waarschuwt voor de gevolgen van altijd maar bezig en online zijn. ‘Wie geen tijd neemt om af en toe stil te staan, zal uiteindelijk van zichzelf vervreemden’, schrijft hij. ‘Weten wie je in essentie bent, wat je waarden zijn en wat je wilt in het leven, is afhankelijk van stille reflectie.’
Je wordt vindingrijker door je een poosje stierlijk te vervelen
Burn-outpsycholoog Paul de Bruijn beaamt dat. “Als je alles altijd maar op de automatische piloot doet, maak je geen contact meer met jezelf. Ook is er dan geen ruimte voor creatieve gedachten. Ga maar na hoe vaak je onder de douche of vlak voor je in slaap valt ineens een briljant idee krijgt. Als je even niets doet en je hersenen laat afdwalen, kom je vanzelf tot verrassende, nieuwe inzichten.” Hoe dat komt? Een verveeld brein gaat zó hard op zoek naar prikkels, dat er vanzelf creatieve gedachten opkomen. Een Amerikaanse studie uit 2014 is daar een mooi voorbeeld van. Wetenschappers lieten een groep proefpersonen nummers uit een telefoonboek overschrijven totdat ze zich dood verveelden. Daarna maten ze hun creativiteit op basis van een aantal tests, zoals zo veel mogelijk manieren bedenken om twee plastic bekers te gebruiken. Wat bleek? De verveelde proefpersonen kwamen met veel originelere ideeën dan de nietverveelde controlegroep. Met andere woorden: je wordt vindingrijker door je een poosje stierlijk te vervelen.
Niks zo moeilijk als niksen
Een beetje nutteloos op de bank hangen, hoe moeilijk kan het zijn? Behoorlijk, zo blijkt. Niks zo moeilijk als niksen. “We zijn vergeten hoe het moet”, zegt De Bruijn. “Alles moet tegenwoordig een doel hebben. We zijn geobsedeerd door het idee dat we geen tijd mogen verspillen. Niks is meer zomaar. Verveling voelt daarom onnatuurlijk en vervelend aan.” Kijkend naar die volle agenda, veeleisende baan en drukke thuissituatie zit daar natuurlijk wat in. Iedere minuut telt. Dus in plaats van eens doelloos voor ons uit te staren, checken we in de rij van de kassa nog even gauw de mailbox, scrollen we door Face book en controleren we ons banksaldo. Zolang we ons brein bezighouden, kan het immers niet met allerlei confronterende gedachten op de proppen komen. Vragen als: hoe voel ik me, ben ik gelukkig en vind ik mijn werk nog wel leuk? Daarom zijn we continu op zoek naar prikkels van buitenaf. In het kader van onze fomo (fear of missing out) willen we bovendien niets missen. De Bruijn: “Complete waanzin natuurlijk. Daarbij word je doodmoe van constant bezig zijn. Als je continu ‘aanstaat’, blijft je adrenalinelevel zo hoog dat je roofbouw op je lijf pleegt. Met als gevolg dat een burn-out of depressie op de loer ligt. Er is niks mis met hard werken, je moet alleen leren om af en toe achterover te leunen. Gewoon, zonder concreet doel.” Even inchecken bij jezelf, dus.
Het hele artikel lees je in deze PDF:
Niks moet alles mag Artikel Libelle Gezond juli 2019-kleiner